
Dit nieuwe model van deze eenling is inmiddels uit voorraad leverbaar. Het model is voorzien van aandrijving op alle assen met twee motoren en geschikt voor modelbouwers met een basis ervaring.
Vrijwel de hele bouwset bestaat uit kunststof onderdelen met eenvoudig te 
assembleren nylon motordraaistellen. Handgrepen, ruitenwissers, rooster op de 
huif, opstaptreden enz. worden als nieuwzilver etswerk bijgeleverd. De bouwset 
bevat tevens op maat gefraisde beglazing en een opschriftenset met nummers en 
zandgele biezen. De nummerplaten zijn in messing etswerk uitgevoerd. Naar keus 
is het model te voorzien van NEM kortkoppeling (meegeleverd bij de kit) en te 
digitaliseren (voorzien van 8 polige decodervoet).
Klik hier om de bouwbeschrijving te openen. Daarin 
vind u alle informatie over de opbouw van dit model.





Het voorbeeld in de jaren '70
Deze locomotief is als enkeling gebouwd in 1962 door een Nederlands-Franse 
samenwerking als prototype voor een Europeese standaard locomotief. Deze 
redelijk onbekende eenling deed dienst op het NS net vanaf juni 1962 tot begin 
1968.
Er waren helaas nogal veel kinderziektes, met name de koeling van de dieselmotor 
gaf veel storingen waardoor de machine vaak langdurig bij de werkplaats stond. 
De problemen werden maar moeizaam werden opgelost, o.a. de communicatie 
problemen tussen NS en de bouwers, verenigd in het consortium MTDE (Werkspoor 
was hierbij de hoofd aannemer). Uiteindelijk is deze opvallende locomotief 
daardoor na een vrij korte tijd buiten dienst gesteld.
Vervolgens heeft de loc nog enkele jaren in Tilburg opgesteld gestaan om 
vervolgens in 1972 te worden verplaatst naar de zeehaven in Dordrecht. Daar is 
de loc nog enige tijd gebruikt als energieleverancier voor de kranen daar. 
Hierbij ontstond in 1974 schade aan de dieselmotor waarna in enkele jaren alles 
boven de voetplaat werd gesloopt. Het platte onderstel is uiteindelijk pas in 
1982 gesloopt.
De locomotief was een prototype voor een nieuwe Europeese standaard locomotief 
maar door voortschrijdend inzicht zou een vervolg productie er uiteindelijk niet 
komen. Voor NS was de machine op vele fronten uniek.
Het vermogen van 1030kW en een topsnelheid van 105km/u was groter dan de 
bestaande NS diesels. Ter vergelijking lag dat bij een NS 2400 op 625kW en 
80km/u en bij een NS 2200 op 662kW en 100km/u. De machine was uiteindelijk ook 
sterker dan de “Beel” NS serie 2600 (992kW en 100km/u) die juist voor de komst 
van de NS 2801 waren afgevoerd.
Pas met de komst van de latere serie NS 6400 werden deze prestaties bij NS 
overschreden (1180kW en 120km/u)
Verder is het de enige NS locomotief geweest die voorbereid was op de in Europa 
in te voeren automatische koppeling. Daartoe was de bufferplaat lager en van een 
grote bevestigingsplaat voor de koppeling voorzien. In de praktijk is tot op 
heden vrijwel nergens een automatische koppeling toegepast op een aantal 
ertstreinen na.
In de werkplaats had de locomotief mogelijk de bijnaam “kreupele Marie” gekregen 
door de vele storingen. Machinisten kende de locomotief echter alleen onder de 
bijnaam “Nautilus”, vernoemd naar de onderzeeer van kapitein Nemo vanwege het 
uiterlijk of vanwege het hoge koelwater verbruik… 
Over de geschiedenis van deze bijzondere NS locomotief kunt u meer lezen in het boek over de Werkspoor lijndiesels serie NS 2600 en 2801, in 2006 uitgegeven bij Uquilair (ISBN 90-71513-55-6).
De locomotief begon natuurlijk met een proefbedrijf. In juli 1962 waren er 
proefritten met alleen een los rijtuig achter de loc, de 1e klasse plan D NS 
7716 (berlijnsblauw)
Proefritten in augustus 1962 volden plaats met een meetrijtuig NS 176103 (turquize) 
voor trekkracht proeven met daarbij steeds dezelfde stalen D (7605 in het 
blauw):
Loc - meetrijtuig + stalen D - loc NS 2200 (bruin) - 10x plan E rijtuig. 
Loc - stalen D + meetrijtuig- loc NS 2200 (bruin) - ca 4x blokkendoos (blauw) - 
ca 7x plan E rijtuig
Loc - 7x plan E (2x B, 1x A, 1x RD, 1x A, 2x B) - stalen D + meetrijtui g als 
hierboven. Retourtrein precies andersom met meetrijtuig recht achter de loc.
Loc - 8x plan E (7x B, 1x A) - stalen D + meetrijtui g als hierboven. 
Retourtrein precies andersom met meetrijtuig recht achter de loc.
Loc - meetrijtuig + stalen D - NS 1100 (blauw) - Goederentrein met ca 40 assen
Loc - Meetrijtuig + stalen D zonder verder materieel
Het ingezette meetrijtuig was in alle gevallen de vooroorlogse “bolkop” NS ABCd 
7301 uit 1935. Het rijtuig was in de oorlog omgebouwd tot salonrijtuig voor de 
Duitse Reichskommisar Seys Inquart en werd toen NS A 7001 genummerd. Na de 
oorlog is het verbouwd tot meetrijtuig NS 176103. Ten tijde van de proefritten 
met de NS 2801 was het rijtuig in de turquize kleurstelling geschilderd.
Pas later werd het rijtuig bruin geschilderd. Uiteindelijk zou dit rijtuig bij 
de VSM terecht komen waar het ook nu nog staat.
Voor degene die dit rijtuig willen bouwen op basis van een oude Roco Plan D zie 
de volgende link op internet: https://forum.beneluxspoor.net/index.php/topic,11596.0.html. 
In het verleden is door Philotrain ook een messing ombouwset voor dit rijtuig 
geleverd (NS ABC 7401).
Opschriften voor dit rijtuig als meetwagen zijn als los setje leverbaar bij ons 
(art T-7301meetwagen).
Na de meetritten volgde het (doorlopende) proefbedrijf in de zware 
goederendienst..
De loc reed voornamelijk goederendiensten tussen Venlo en Amsterdam 
Watergraafsmeer, treinen waar normaal gesproken twee 2400-en (later twee 
2200-en) voor ingezet werden. Deze lange treinen hadden wel 50 tot 60 assen (25 
a 30 tweeassers).
Vanaf de zomer van 1967 reed de loc tussen Utrecht en Maastricht diverse 
gemengde goederentreinen.
Later reed de loc ook regelmatig de grindtreinen vanuit Linne naar Eindhoven met 
de “Allan onderlossers”. Deze grindtreinen bestonden geheel uit deze lage 
kortgekoppelde onderlosser (10 tot 20 wagens) en een Dg conducteurswagen (de 
onderlossers zijn eveneens als bouwsets verkrijgbaar, artikel k-33).
De locomotief is uiteindelijk lichtblauw geschilderd en heeft altijd deze 
kleur behouden (het eerste voorstel was crème). Helemaal nieuw was deze kleur 
niet, immers de eerste 10 stuks NS 2400 waren ook licht blauwgrijs maar 
waarschijnlijk in een wat andere tint. 
In tegenstelling tot de 2400-en werden het frame en draaistellen zwart en niet 
lichtgrijs. Volgens het eerste schilderplan zou het frame zelfs in dezelfde 
kleur als de bovenbouw worden geschilderd de bovenzijde overal lichtgrijs. 
Uiteindelijk is alleen het dak van de cabine lichtgrijs geschilderd, de rest van 
de opbouw werd geheel lichtblauw.
De bufferbalken werden signaalrood, inclusief ca 5cm van de zijkant van het 
frame en de stang rondom de platte “plaat” bovenop de bufferbalk. 
De buffers zelf waren geheel zwart, net als de stekkerdozen, luchtslangen en 
koppeling. De verticale strip boven de voetplaat waaraan de luchtslang aan werd 
opgehangen was lichtblauw.
De uitlaat was oorspronkelijk met aluminiumverf geschilderd, toen hier een 
groter exemplaar werd aangebracht werd deze lichtblauw geschilderd (met snel een 
vrij vuile bovenzijde…).
Tussen de opstaptreden werd het frame een maand na de eerste proefritten, 
aluminium geschilderd zodat de treden beter te zien waren. Van de cabinetrap 
werden de verticale delen ook lichtblauw geschilderd, de treden zelf waren 
zwart.
De deurroosters met ronde hoeken waren alle van aluminium en bleven steeds 
ongeschilderd. Ze waren in vrij dikke zwarte rubber profielen in de deuren 
aangebracht.
De handgrepen waren alle lichtblauw, alleen de handgrepen op de koppen werden 
zandgeel geschilderd toen de machine van sierbanden werd voorzien.
De loc kwam in dienst zonder deze zandgele sierbanden en zonder nummerplaat op 
de kopzijde. 
Aan de achterzijde was een nummerplaat met “vleugels” aangebracht, gelijk aan 
het model van de NS 2200 met daaronder de fabrieksplaat. Aan de voorzijde bleek 
de nummerplaat niet te passen vanwege de deuren en frontsein en werd daarom 
weggelaten. Alleen het uit de plaat met vleugel gezaagde rechthoekige deel met 
NS nummer werd begin 1963 alsnog aangebracht onder het frontsein.
De platen waren alle van aluminium en alleen de verdiepte gedeeltes waren zwart 
geschilderd. Bij de fabrieksplaat was dit het kader om de middelste letters MTDE 
en de buitenrand. Bij de “vleugel”was dit het deel om het NS nummer en de NS 
initialen in het ronde vlak. Ook de lijnen tussen de banen van de vleugels waren 
geschilderd. 
In maart 1963 is de schoorsteen aangepast, deze werd hoger.
In april 1963 zijn de zandgele sierbanden aangebracht nadat hierover met NS 
discussie was geweest over de definitieve vorm. Als gevolg daarvan werd de 
fabrieksplaat van de achterzijde verplaatst naar de zijwand en wel op de 
linkerzijde onder de twee deurtjes met enkele roosters. Er was dus geen tweede 
fabrieksplaat aanwezig. Verdere uiterlijke wijzigingen zou de machine niet meer 
ondergaan.
De machine is alleen in maart 1963 uiterlijk wat veranderd.
Meest opvallende was het aanbrengen van de bies die eigenlijk al vanaf het begin 
erop had moeten zitten. Door onenigheid over de vorm is de machine afgeleverd 
zonder bies. Pas na 8 maanden is uiteindelijk de bies alsnog door NS is 
aangebracht. NS gebruikte hiervoor echter zandgeel in plaats van het geplande 
signaalgeel.
De puntvorm van de bies op de kop kwam niet handig uit met de grote ovale 
fabrieksplaat op de korte huif. Deze is toen verplaatst naar de linker zijkant 
van grote huif.
De andere wijziging betrof de schoorsteen. Deze werd vrijwel gelijktijdig 
verhoogd.