Foto: het eerste productie exemplaar opgebouwd. Enkele kleine details waren
op het moment van de foto nog niet gereed zoals de rode bufferbalk met nummer en
een tweetal extra remleidingen op het front. Vlak na de oorlog was de loc zeker
een opvallende verschijning in deze frisse groene kleur, zeker in vergelijking
met het donkergroene NS materieel dat door oorlogsomstandigheden niet altijd
even goed in de verf zat...
De aandrijving van dit model bevind zich in een van de twee draaistellen. Het
is ook mogelijk een extra aandrijfset met tandwielen en motor te bestellen voor
het tweede draaistel.
Het model klaar voor het spuiten
Deze locomotief werd gehuurd van de LNER en kwam eind 1947 naar Nederland. De
machine was bedoeld om ervaring op te doen met losse elektrische locomotieven.
Voor datzelfde doel werden twee jaar later ook de voorlopers van de latere NS
serie 1100 gehuurd van de Franse spoorwegen.
De LNER had deze machine al in 1941 laten bouwen en na een periode van
proefbedrijf niet direct nodig omdat de spoorlijn van Manchester naar Sheffield
waarvoor ze was gebouwd, nog niet geelectrificeerd was.
Er werden voor het NS proefbedrijf een beperkt aantal wijzigingen aangebracht.
Voornaamste was het aanbrengen van een Westinghouse rem en het afsluiten van de
Engelse vacuumrem. Tevens kreeg de machine een Henryrem voor rangeren en werd
e.e.a. aan het stoot- en trekwerk aangepast. In de loc was een stoomketel
aanwezig zodat houten rijtuigen met stoomverwarming ook zonder probleem verwarmd
konden worden. Onder een waterkolom kon het waterreservoir gevuld worden.
De locomotief deed dienst vanaf 15 september 1947 tot begin 1952. Daarna is de machine weer teruggebouwd naar oorspronkelijke toestand. Vlak voor de terugreis is de loc door de NS directeur F.Q. den Hollander “Tommy”gedoopt. De locomotief had inmiddels ruim een half miljoen kilometer gereden op het NS net. In Engeland aangekomen werd de machine vernummerd om bij haar andere 57 zustermachines aan te sluiten in de serie LNER 26000. Weer later werd dit serie LNER 76000. Ze hebben in Engeland tot het eind in 1981 steeds op de spoorlijn waar ze oorspronkelijk voor gebouwd waren dienst gedaan.
Inzet bij NS:
In Nederland is de machine voor zeer wisselende diensten gebruikt, mede met
het oog op proefbedrijf. Kort na indienststelling in 1947 werden op werkdagen
drie ritten met houten materieel van Utrecht naar Eindhoven gereden. Twee van
deze diensten werden eind dat jaar vervangen door het rijden van een trein volle
kolenbakken van Eindhoven naar Utrecht Lunetten en een lege trein op de terugweg.
Eind 1948 werd het depot van Eindhoven verwisseld met Amsterdam Zaanstraat. Daar
is de loc ingezet voor het rijden de D-trein internationale D34/D35 tot
Eindhoven. Vanaf mei 1949 reed de loc met deze trein door tot Maastricht.
Tegelijk ging ze ook weer enkele kolentreinen vanuit Limburg rijden en met
coupematerieel van Amsterdam naar Amserfoort.
Eind 1949 werd de machine weer anders ingezet voor de stoptreinen met
coupematerieel tussen Amsterdam en Arnhem. Kort daarna kwamen daar weer enkele
sneltreindiensten op de lijn Amsterdam-Maastricht bij en werden nog steeds
kolentreinen vanuit Limburg gereden tot de machine in 1952 weer terug ging naar
Engeland.
Wijzigingen bij NS:
Tijdens het proefbedrijf is er rond 1950 een wijziging van de veerophanging van
de draaistellen uitgevoerd. De middelste bladveer werd omgekeerd gemonteerd en
tevens vervielen daarbij twee van de vier zandkisten per kant van ieder
draaistel. In de kit zijn deze delen daarom los bijgeleverd.
Meer informatie over deze allereerste elektrische locomotieven bij NS vind u
verderop op deze pagina en in:
“Elektrische locomotieven in Nederland” door Carel van Gestel en Bert van Reems
(1988)
“Andere locomotieven van de Nederlandse Spoorwegen” door N.J. van Wijck
Jurriaanse (1974), deel 3 in de serie Spoorwegen in Nederland.
Dit model is enkel als bouwset leverbaar. Het model is in samenwerking
met MSL hobbies ontwikkeld op basis van hun 00 (1:76) model van de “Tommy”. Deze
LNER 6000 is echter exact 1:87 uitgevoerd.
Het model bestaat uit nieuwzilver etswerk voor de kap en vele los opgezette details.
De dakdelen, de draaistelzijkanten en veel andere details zijn in
witmetaal gietwerk uitgevoerd. Het model is van diverse extra details voorzien
die bij de Engelse bouwset niet aanwezig waren zoals gedetaileerde pantografen,
extra dakdelen, complete transfers met alle biezen enz.
Standaard is het model voorzien van een aandrijving via 1 draaistel op beide
assen met een Mashima motor via twee wormwielen. Eventueel zijn extra onderdelen leverbaar om ook
het tweede draaistel te motoriseren.
Het model wordt geleverd met alle benodigde onderdelen zoals wielen, transfers
en een uitgebreide bouwbeschrijving.
Het model vereist enige bouwervaring en dient gesoldeerd te worden. Grootste nauwkeurigheid vereisen de los op de zijwand gesoldeerde klinknagelbanden op de zijkant maar hiervoor worden goede tips gegeven in de bouwbeschrijving. In afweging tussen detail en bouwgemak is hierbij voor het detail gekozen omdat de hoeveelheid klinknagels het model juist zo karakeristiek maakt. Het lijmen van de geëtste messing kap en onderstel is niet aan te raden, de witmetalen delen kunnen wel gelijmd worden.
Dit unieke model wordt in een eenmalige, strikt gelimiteerde oplage uitgebracht van maximaal 50 stuks!
Hieronder een overname van een artikel over de EM1 bij NS gepubliceerd in
Spoor en Tramwegen over de diensten van deze locomotief bij NS:
ELEKTRISCHE LOCOMOTIEF LNER 6000 BIJ DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN.
De eerste elektrische locomotief in Nederland was een vreemdeling, de 6000
der London North Eastern Railway. Zij was de eerste machine van een serie van 88
locomotieven, in 1949 teruggebracht tot 58 stuks. Dit was mogelijk door hun
dienst belangrijk te verzwaren en daarmede van hen veel meer te eisen dan
aanvankelijk was bedoeld. De 6000 werd als proefloc 6701 LNER in de werkplaats
dezer Maatschappij te Doncaster gebouwd voor 1500 volt gelijkstroom met een
elektrische uitrusting van de Metropolitan Vickers Electrical Company Ltd. te
Manchester. Ontwerper was wijlen Sir Nigel Gresley, Chief-Mechanical Engineer
van de LNER. De serie zou gebouwd worden om met maximum 105 km/h
reizigerstreinen van Manchester naar Sheffield (ca. 98 km) te rijden maar ook om
langzame erts- en kolentreinen van Wath naar Manchester te brengen. Halverwege
de lijn lag de 5 km lange Woodheadtunnel op een hoogte van 300 meter boven de
zeespiegel. Dit betekent aan de zijde van Sheffield een stijging van 1 op 127
over 32 km. Reeds in september 1939 werd besloten alleen de 6701 af te bouwen.
Zij kwam gereed in 1940, reed in 1941 proef tussen Manchester South Junction en
Altrincham om de komende jaren in lediggang door te brengen totdat zij op 2
september 1947 als 6000 LNER met de 'Essex Ferry' van Harwich naar Zeebrugge
vertrok. 15 september reed zij haar eerste proefrit van Utrecht naar Naarden/Bussum.
De eerste elektrische locomotief had op de lijnen der NS gereden.
De 6000 beschikte over een recuperatie- of stroomterugwinningrem. De steile
hellingen op het Engelse traject wettigden deze stroombesparingsrem zeker.
Aangezien er in Nederland geen langdurige stijgingen zijn, werd deze installatie
van de 6000 buiten gebruik gesteld. Ook had de machine een stoomketel met
elektrische verwarmingselementen voor
het leveren van stoom ten behoeve van de treinverwarming. Het waterreservoir met
een inhoud van ca. 1 m3 was onder de ketelopgesteld. Bij de NS werd onder de
vloer v ah de zijgang nog een tweede waterreservoir bijgeplaatst. Men kon
deze machine dan ook op het oude station Eindhoven onder de waterkolom zien
lopen om water te nemen. Voor de indienststelling bij NS diende het stoot- en
trekwerk aan de NS-eisen te worden aangepast. Bovendien moest. de
vacuumberemming, gebruikelijk in Engeland, worden vervangen door het
Wh-remsysteem en de direct werkende Henry-rem. Daarom werden 2 motorcompressoren,
een hoofdreservoir, 2 remkranen, triplekleppen en remcilinders ingebouwd. De
vacuumremapparatuur werd buiten bedrijf gesteld maar bleef aanwezig.
Zij kwam op 11 september 1947 te Utrecht diesel in depot en begon haar dienst
met 3 slagen Utrecht-Eindhoven, in oktober 1947 4 slagen. Zondag en maandag deed
de 6000 geen dienst. In november werden 2 slagen vervangen door een lege
bakkentrein Lunetten-Eindhoven. Terug met een kolentrein naar de Lunetten. Nu
reed zij ook op zondag, had maandags onderhoud maar reed des avonds alweer de
laatste slag naar Eindhoven.
In oktober 1948 kwam de 6000 aan de Revisieloods Zaanstraat te Amsterdam in
depót met een zeer kalme dienst. Maandags onderhoud en de andere zes dagen de
ene dag D 35 Amsterdam-Eindhoven, overnachten aldaar en de volgende ochtend met
D 34 terug. De D-trein liep maar om de andere dag. Zo reed de 6000 nog twee maal
om dan weer onderhoud te krijgen. Na in 1949 weer wat actiever te zijn geworden
op het baanvak Amsterdam-Eindhoven, maakte de Limburgse elektrificatie het
mogelijk om met ingang van 15 mei 1949 de D-treinen 35/34 tot Maastricht te
rijden. Daar tussendoor nog een slag met kolen en lege bakken van Susteren naar
Eindhoven en terug naar Sittard maar ook nog een slag Amsterdam-Amersfoort. Zij
was toen 24 uur per etmaal druk. De winterdienst van 1949 gaf haar weer een
geheel andere omloop, nu 3 slagen met stoptreinen Amsterdam-Arnhem, later ook
wel sneltreinen.
De hoge asdruk van ruim 22 ton geeft de machine een zeer grote trekkracht maar
deze asdruk beperkte omgekeerd haar dienst bij de NS tot de oostelijke- en
zuidoostelijke lijnen. Zij reed dan ook in de komende jaren weer dikwijls met
sneltreinen op de Maastrichter lijn maar zij bracht ook kolen via de Lunetten
naar Amersfoort. De 6000 vertrok begin januari 1952 naar de werkplaats Tilburg
om einde maart 1952 naar 'good old England' terug te keren na bij de NS ruim een
half miljoen km te hebben afgelegd. De NS beschikte nu over meerdere E-Ioc'n en
de British Railways
had toen op de Wath-Iijn zelf elektrische locomotieven nodig.
Na haar terugkeer in Engeland werd de 6000 door ir. F.Q. den Hollander op 30
juni 1952 'Tommy' gedoopt en door de BR vernummerd in 26000. DE 58 BoBo's waren
toen ondergebracht in de serie BR 26000-26057, in latere jaren andermaal
vernummerd in de serie 76000.
Uiterlijke aanpassingen.
Uit bovenstaande blijkt dat de loc voor NS gebruik wat wijzigingen onderging.
Vooral eind 1949 blijkt er uiterlijk e.e.a. te zijn gewijzigd. Alle wijzigingen
die betrekking hadden op het uiterlijk staan hieronder specifiek genoemd:
Kleurstelling
Uit de foto’s blijkt dat de locomotieven in Nederland in hun
afleveringstoestand en voorzien van biezen dienst hebben gedaan. Ze waren
daarbij licht groen (LNER green Doncaster green) met een donkergrijs dak, zwarte
onderzijde en wit/zwarte biezen. De handgrepen waren in de kleur van de loc
meegespoten, de pantografen in de kleur van het dak.
De bufferbalken waren rood.