Model in uitvoering van 1937 bij aflevering.
Model in blauwe kleur met dicht gemaakte schorten zoals dit laatste exemplaar
als NS directiewagen werd ingezet vanaf 1955 tot 1961
Het opgebouwde casco met interieur. Aan de rechter zijde bevind zich de
aandrijving, van buitenaf niet zichtbaar. De koppen zijn nog niet aangebracht.
De messing kap uit 1 stuk en bodem uit 1 stuk worden voorgebogen geleverd.
De basis van de bouwset uitgestald. De onderdelen van de verlichting,
opschriften en diverse losse delen zoals wielen, schroeven enz. staan niet op
foto maar zitten alle wel bij de bouwset.
De constructie van deze modellen bestaat voornamelijk uit twee messing delen:
de bak en bodem. Beide worden vooraf in vorm gebogen geleverd. Het soldeerwerk
is vrij beperkt voor dit model waardoor het ook geschikt is voor modelbouwers
met een beperkte ervaring in messing modelbouw.
Het model heeft een kant en klare rijvaardige aandrijving met zeer rustige goede
rijeigenschappen. Het model is geschikt voor
digitaal gebruik en inbouw van wisselende frontverlichting.
De koppen, loopdraaistel, draaistelzijkanten en enkele interieurdelen zijn in
kunststof uitgevoerd. Voor deze kunststof delen is van 3d technieken gebruik
gemaakt voor het maken van de originelen waardoor deze zeer nauwkeurig zijn
nagebootst (de onderdelen zelf zijn geen 3d printwerk)
Voorin de motorwagen zijn de originele "bus" bankjes geplaatst (in messing
etswerk) met veel detail. Ook zijn de tussenwanden conform origineel en is de
wand achter de cabine van ramen voorzien.
Zoals u van ons gewend bent zijn de modellen voorzien van een
uitgebreide geschiedenis- en bouwbeschrijving. De bouw staat uitvoerig stap voor
stap beschreven met duidelijke foto's erbij. Er worden opschriften voor meerdere
nummers bijgeleverd. Voor het afwerken van uw model staan sjablonen voor
snijmallen van de afplaktape in de beschrijving waarmee u makkelijk de rode
banen op de kop kunt afplakken.
De bouwset bevat ook alle overige onderdelen die nodig zijn voor de bouw van een compleet
model (met uitzondering van verf en lijm/soldeer materialen).
* opmerking:
In tegenstelling tot wat eerder gepland stond worden de neuzen niet geleverd in
messing maar in kunststof. Ze worden ook niet optioneel in messing geleverd. De
reden daarvoor is krimp bij het gieten. De master van deze neus is exact op maat
gemaakt en bij afgieten in kunststof is dat prima. Er treed dan vrijwel geen
krimp op. Echter, bij messing gietwerk ontstaat er wel krimp rond 4 tot 5%. In
de praktijk betekend dit dat de neus dan 1mm smaller en lager wordt waardoor het
noodzakelijk is een nieuwe, net iets grotere tweede master op te bouwen. Dit is
dusdanig bewerkelijk dat dit niet zinvol is. Daarnaast is in de praktijk ervaren
dan het gieten van geheel strakke vlakke neuzen best tegenvalt, het oppervlak is
dan niet zo glad als dat van kunststof gietwerk.
Deze bouwset is geschikt voor het bouwen van 1 van de onderstaande
uitvoeringen:
1937-1950 omBC 2901-2908 Olijfgroen met rode banen op de kop
en een zilverkleurig dak en schorten
1940-1950 omBC 2901-2908 Olijfgroen met rode banen op de kop
en een donkergrijs dak en zilverkleurige schorten (donker dak wegens
oorlogsdreiging)
1950-1952 omBC 101-103 Olijfgroen met rode
banen op de kop en een zilverkleurig dak en schorten zoals de
overgebleven exemplaren werden vernummerd in 1950
1954-1955 omAB 11 Olijfgroen met rode banen op de kop en een zilverkleurig dak en schorten
ex. omAB 102 vernummerd tot inspectierijtuig omAB 11
1955-1960 omAB 11 Dieselblauw met donkergrijs dak en schorten als inspectierijtuig met
verwijderde Scharfenberg koppeling en dicht gemaakte kopbeplating.
De bouwset bevat opschriften voor iedere uitvoering zodat u zelf kunt kiezen hoe u dit model opbouwt.
In navolging van de gestroomlijnde diesel en elektrische treinstellen die
vanaf 1934 door NS indienst werden gesteld, koos NS ervoor om ook haar nieuwe
motorwagens op deze wijze op te bouwen. De voorgaande serie motorwagens voor de
“Woldjer spoorlijnen” in het noorden van het land waren nog geheel geklonken.
De nieuwe serie motorwagens bestond uit 8 stuks en waren geheel gelast. Daardoor
kon aanzienlijk gewicht worden bespaard. Deze serie werd eind 1937 indienst
gesteld met de nummers NS omBC 2901-2908.
Uiterlijk waren ze afwijkend van de eerder geleverde treinstellen door een
gewijzigde vorm van de koppen. De ruiten waren hoger uitgevoerd en de achterwand
van de cabine was voorzien van glazen ruiten Zo had het publiek een fraai zicht
over de spoorbaan. Al na enkele jaren werd hier alsnog mat glas in geplaatst en
was de doorkijk niet langer mogelijk.
Naast de cabinedeuren waren bakjes in de zijwand gemaakt die aangaven of men aan
deze zijde kon in- of uitstappen. De bakjes waren voorzien van een melkglazen
ruit waarop bovenaan IN stond en onderaan UIT. Achter het bordje was een lamp
aangebracht die door de machinist geschakeld werd. Deze bordjes vervielen na
1948 waarbij de wandbeplating dicht werd gemaakt.
De omBC’s begonnen hun diensten in Arnhem voor dient op het baanvak
Amersfoort-Ede-Arhnem-Doetinchem. Soms reden ze daarbij per twee waarbij 1 in
opzending. In de oorlogsjaren stonden ze vrijwel steeds in Arnhem stil.
Uiteindelijk raakte diverse exemplaren van de toch al niet bijzonder grote serie
door oorlogshandelingen beschadigd. Twee stuks raakte vermist waarvan er 1 werd
teruggevonden in bezet gebied. De omBC 2901, 2902, 2903, 2905, 2906 werden
uiteindelijk gesloopt.
Na de bevrijding kwam al snel de ongeschonden 2904 weer in dienst en ging,
evenals de daarna herstelde omBC 2900-en, dienst doen op het baanvan
Gouda-Alphen-Leiden. Ze waren gestationeerd in Utrecht en vertrokken iedere dag
leeg naar Goude voor hun diensten.
Eind 1945 kwam NS 2908 weer in dienst, pas in 1947 gevolgd door de 2907.
In 1948 reed deze omBC 2907 meerdere keren tussen Amsterdam en Brussel, Dit
waren de enige grensoverschrijdende diensten van een omBC.
In 1949 en nogmaals in 1950 is dezelfde 2907 ook ingezet voor NVBS diesel
rondritten en kwam zo ook eenmalig op heel andere spoorlijnen.
De rit in 1950 verliep zelfs voor een groot deel over Belgische lijnen rondom
Limburg.
De NVBS dieselrondrit van 1951 werd gereden met de omBC 2904, inmiddels
vernummerd tot 101.
De omBC 2907 werd in 1950 eveneens vernummerd en als NS 102 vervolgens
regelmatig ingezet als directierijtuig. In deze functie kwam het rijtuig op het
gehele NS net voor inspectieritten. De omBC 2908 werd midden 1950 vernummerd in
103. Bij het vernummeren kregen de motorwagens naast de bagagedeur een zwart
geeemailleerde plaat met treinstelnummer, de geschilderde nummers op de koppen
vervielen.
Met de komst van de nieuwe DE1 en DE2 treinstellen in 1953 (de laten als “blauwe
engelen” bekende treinstellen) waren de laatste drie omBC’s niet langer nodig en
reden ze in de winter van 1952 hun laatste reguliere ritten. Nog voor het einde
van het jaar werden de 2904 (101) en 2908 (103) afgevoerd. De overgebleven omBC
2907 (102) werd aangewezen als directie rijtuig waarvoor het al vaker was
ingezet.
Twee jaar later, in 1954, werd deze NS 102 vernummerd in NS omAB 11. Midden 1955
werd het rijtuig in Haarlem gewijzigd. Voor de inspectieritten was de
Scharfenberg koppeling niet langer nodig. Deze werd afgenomen en de
schortbeplating aan de voorzijde werd dichtgezet. Ook werden alle klasseborden
verwijderd. Op de nummerplaat stond alleen NS 11 vermeld.
Tegelijk met deze aanpassing kreeg het rijtuig een schilderbeurt waarbij het
blauw werd geschilderd. Daardoor vertoonde het veel gelijkenis met het andere in
1954 nieuw indienst gestelde directie rijtuig, de NS 20 (bekend als “kameel”.
Ook deze had geen koppelingen enz.
Als zodanig deed de laatste OmBC bij NS dienst naast het andere directie rijtuig
waarna het in 1961 afgevoerd werd.
Een tip voor degene die hun motorwagen door vrij krappe bogen willen laten
rijden:
Slijp de hoeken van de bovenste plaat van de aandrijving af. De montagelipjes
van de messing dekplaat vervallen hierdoor dus u zult het plaatje met wat lijm
aan het draaistel moeten bevestigen. Het is aan te raden om vooraf aan het
slijpen de hele aandrijving te demonteren zodat geen slijpsel in de motor of
tussen de tandwielen kan komen. (met dank aan R. Bennis)
DAKOPBOUW - extra toelichting:
Het blijkt dat de dakopbouw toch wat onduidelijk kan zijn. Belangrijk bij het maken is dat de vouwlijn van de zijschotten aan de
buitenzijde komt en dat er iets meer dan haaks wordt gevouwen. Het half
weggeëtste deel van de zijkant ligt op het dak en de lipjes gaan in de sleufjes
van het dak. De zijkanten moeten precies parallel staan aan elkaar zodat het
bovenste deel goed past en ook de kopwandjes goed sluiten. Zie de doorsnede
tekeningen hieronder.